Interview met Hubert de Givenchy

Audrey Hepburn en Hubert de Givenchy wandelend langs de Seine in 1982. Copyright Jacques Scandelari
Audrey Hepburn en Hubert de Givenchy wandelend langs de Seine in 1982. Copyright Jacques Scandelari

‘Leeft hij nog?’ De vraag komt mijn richting uit wanneer ik aan vrienden vertel dat ik Hubert de Givenchy mag interviewen. De couturier is net geen negentig, maar hij is nog lang niet vergeten hoe mooi Audrey Hepburn in zijn jurken stond. Een expo in Den Haag levert het mooiste bewijs.

GettyImages-530731594_1.jpg

‘Kan het hoedje iets meer over het voorhoofd van de mannequin geschoven worden? En op de pop ernaast ook?’ Met zijn stok toont hij de silhouetten aan waarvan hij vindt dat ze nog net iets beter gemannequineerd kunnen worden. De expo in het Gemeentemuseum van Den Haag gaat straks open en zoals dat in zijn couture-atelier ook meer dan veertig jaar het geval was, zo ligt ook hier de lat erg hoog.

Hubert de Givenchy loopt met een stok, is ietwat hardhorig zodat ik bijna elke vraag twee keer moet stellen, maar met het brein zit het nog helemaal snor. Vertellen kan hij als de beste, zeker wanneer het over zijn goede vriendin én eeuwige muze Audrey Hepburn mag gaan. Meer zelfs: het eerste halfuurtje praat hij in superlatieven over haar zonder al te veel rekening te houden met vragen die niks met haar te maken hebben. ‘Audrey was uitzonderlijk, discreet, altijd elegant en altijd goedgezind. Ook al had ze problemen, ze kwam er nooit mee naar buiten. Bovendien kan niemand haar vergeten want haar foto’s blijven overal opduiken. En ook al ben ik niet gek: ik heb het gevoel dat ze er altijd is’.

Hubert%20de%20Givenchy_1.jpg

Maar ik wil veel meer weten dan een rondje Audrey. Want Hubert de Givenchy is één der laatste Mohikanen in de wereld van de haute couture. Yves Saint Laurent? Gestorven. ‘De man die ons prêt-à-porter gaf’, aldus monsieur Hubert. Coco Chanel, Elsa Schiaparelli, Madame Grès? Ook gestorven en behalve Chanel zo goed als vergeten door het grote publiek. ‘Ach, la haute couture, wat zijn de tijden veranderd’, mijmert Givenchy. ‘Ik wil niet te veel kritiek geven maar ik zie weinig richting in de mode vandaag. In onze tijd werd de mode echt gevolgd. Er was een welbepaalde roklengte, er waren specifieke seizoenskleuren en vormen. Het is gestopt toen Saint Laurent gestorven is. Met hem is de échte haute couture opgehouden. Vandaag zijn bijvoorbeeld de stoffen niet eens meer aangepast aan het doel van de outfit. Had een klant een jurk nodig voor een groot diner, dan werd er mousseline gekozen. Nu lijken de stoffen nergens meer naar. De mode is arm. Het gaat alle richtingen uit, ook omdat het leven in alle richtingen gaat. Wie heeft nog tijd voor pasbeurten? En wie organiseert nog grootse diners? Misschien gebeurt dat nog in Londen of New York, maar zeker niet in Parijs.’

Zijn persoonlijke stijl is klassiek. Donkerblauwe pantalon en ditto trui, waaronder wit hemd en bruine leren schoenen. Naar verluidt is hij fan van Savile Row in Londen, waar hij sinds jaar en dag zijn kostuums op maat laat maken bij Huntsman. Hij geeft meteen toe dat zijn couturecollecties nooit choqueerden of grote revoluties teweeg brachten en dat is precies hoe ook insiders zijn wereld altijd hebben omschreven. Givenchy opende zijn couturehuis in 1952 en lanceerde tijdens zijn allereerste show in februari van dat jaar een collectie vol zogenaamde separates: kledingstukken die je met elkaar onderling kon combineren, wat voor die tijd nieuw was. Uit die eerste collectie is vooral de Bettina blouse bijgebleven, een witte blouse met immense mouwen die toen geshowd werd door zijn vaste mannequin Bettina. Nadien zou Givenchy scoren met de zakjurk (in 1955), met de mantel met opstaande kraag (vanaf 1958) en met een pak bedrukte stoffen die geïnspireerd waren op de kunstenaars van wie hij nadien graag werk verzamelde: Miro, Matisse, Christian Béard. Meer dan veertig jaar kleedde hij bekende en minder bekende vrouwen. De bekendste is uiteraard Audrey Hepburn, die hij in 1953 leerde kennen, toen ze kwam binnen waaien in zijn atelier. De anekdote: hij verwachtte Katharine Hepburn, niet Audrey. Givenchy zou haar garderobe verzorgen op de set van films als Roman Holiday (uit 1953), Sabrina (1954), Funny Face (1957) en Breakfast at Tiffany’s (1961), maar daar bleef het niet bij. Hij ontwierp ook andere iconische stukken: de zwarte mantel die Wallis Simpson, de hertogin van Windsor, droeg op de begrafenis van haar man Edward (die de Britse kroon had laten varen om met haar te kunnen trouwen) en de lange bloemetjesjurk die Jackie Kennedy droeg bij het eerste officiële bezoek van de kersverse president Kennedy met zijn first lady aan Frankrijk. Givenchy herinnert zich ook die anekdote: ‘Normaal gezien mocht mevrouw Kennedy tijdens dat bezoek alleen maar Amerikaanse ontwerpen dragen, maar ze vroeg het protocol om een uitzondering voor die ene avond. En dus staat ze op dat balkon in Versailles naast president Charles de Gaulle in een jurk van mij.’

2012D0005_1.jpg

Hubert de Givenchy wilde als kleine jongen al jurken maken. Hij werd verondersteld in de voetsporen van zijn vader te treden -een markies met een job in de judiciaire wereld- maar hij vertrok vanuit zijn geboorteplek Beauvais, in het Noorden van Frankrijk, naar het epicentrum van de couture in Parijs waar hij aan de Ecole des beaux arts studeerde. Zijn eerste leermeester in de Hoge Naad was Jacques Fath. ‘Dat was net na de oorlog. Ik was toen zeventien jaar en we lachten heel de dag door. Ik ging zo graag werken dat ik blij was dat het weekend voorbij was.’ Daarna volgde Robert Piguet, een veel serieuzere couturier. ‘Hij runde zijn huis als een protestantse religie en dat mag ik zeggen want ik ben zelf protestant. We kleedden in die tijd alle prinsessen van het hof van Egypte. Zo lang is het dus geleden (lacht)’. Nog later werkte hij bij Lucien Lelong (“een klassieke maar zeer gedreven couturier”) en bij Elsa Schiaparelli. ‘Elke couturier had zijn eigen persoonlijkheid. Ook al had Schiaparelli een te duchten reputatie, toch kon ik goed met haar overweg. Ze was een extravagant personage, gek op het surrealisme en artiesten als Dali, Bérard, Giacometti. Vergeet niet dat Schiaparelli ervoor zorgde dat Chanel een beetje ouderwets leek. Helaas kwam ze na de oorlog opnieuw met surrealistische invloeden naar buiten, niet goed beseffende dat hun tijd helemaal voorbij was. Schiaparelli heeft de mode wel veel gegeven: de drie knopen op een jasje die ze zag als heuse sieraden, de structuur van het jasje en vooral de epauletten, de padding.’

Eigenlijk wilde Givenchy in zijn beginperiode het liefst bij Cristobal Balenciaga in de leer gaan maar hij geraakte nooit voorbij de telefoniste. Een leven lang zal hij naar Balenciaga verwijzen als zijn grote leermeester. Uiteindelijk werden de twee goeie vrienden, en toen Balenciaga zijn couturehuis in 1968 sloot, stuurde hij al zijn trouwe klanten naar Givenchy, die (allicht niet toevallig) zijn couturehuis aan de overkant van de straat had. De man die voor me zit, wordt zowaar emotioneel als hij nogmaals terugdenkt aan de vele gouden jaren van de couture, ook al gaan die meer dan een halve eeuw terug. ‘Wist u dat er in de jaren 1950 duizenden vrouwen aan het werk waren in de couture? Duizenden petites mains die borduursels maakten, lovertjes innaaiden, pluimen vasthechtten, kant klosten, knopen maakten, en zo kan ik nog even doorgaan. Dat soort ambacht bestaat vandaag nauwelijks nog. Ik heb het geluk gehad om de hoogdagen van de haute couture heel bewust te beleven.’

Wat hij het meest mist? ‘Ik zal niet zeggen dat ik iets mis, want de tijden zijn veranderd. De mode is niet meer wat ze was. Het raffinement van de klanten was ongelooflijk. Ze hadden ook tijd, neen, ze namen de tijd om jurken te passen.'

'Heel belangrijk en voor mij ook erg verrijkend waren de gesprekken met mijn klanten. We hadden het nauwelijks over jurken of over mode. Met dames als mevrouw Paley, mevrouw Whitney, mevrouw Schlumberger of mevrouw Mellon had ik het veel liever over kunst, over tuinieren, of over reizen. Ik leerde van alles bij. Dat waren gesprekken tijdens diners waar iedereen rond de tafel wel een interessante mening had. Die dingen mis ik.’

Hij geeft toe dat hij de modewereld de laatste jaren niet meer intensief volgt. Hij kijkt dagelijks naar het journaal, heeft nog steeds goeie banden met bepaalde designers, maar het jonge geweld ontgaat hem. ‘Soms ben ik in shock als avondjurken gecombineerd worden met sneakers of mannequins het podium oplopen zonder make-up, met het haar in de tanden. De rol van een couturier is de vrouw mooier en aantrekkelijker te maken. Is het niet flatterend als een klant je vertelt: ‘dankzij die jurk van u heb ik de man van mijn leven ontmoet’? Ik vind ook dat jonge mensen veel te snel tot couturier gebombardeerd worden. Je moet dat wel verdienen, je moet er echt hard voor werken. Jongeren willen sneller lopen dan ze kunnen gaan.(stilletjes) Ik ken wel jonge ontwerpers zoals Bertrand Guyon, die de collecties van Schiaparelli vandaag tekent. Ik weet niet of ik het mag zeggen maar ik zie niet zoveel heil in het herlanceren van modehuizen van wie de couturier gestorven is. Zou het niet veel beter zijn om als mecenas jong modetalent te financieren?’

Audrey1_1.jpg

Even wordt het stil en ik voel dat mijn interviewtijd erop zit. Er rest me nog één vraag die ik moeilijk over mijn lippen krijg maar wel moet stellen. Hoe ziet hij het huis Givenchy vandaag, twintig jaar na zijn vertrek? Kan of mag hij daar iets over zeggen? Ik denk aan de stormachtige collecties van John Galliano, die hem opvolgde en in zowat alles zijn tegenpool was, maar evengoed aan wat de huidige creatief directeur Riccardo Tisci de voorbije tien jaar op de catwalk brengt. Van T-shirts met Jezus-prints tot oversized perfecto’s met studs. Ik denk ook aan de vijandige overname van Bernard Arnault, de huidige topman van LVMH, die Givenchy in 1989 in handen kreeg toen hij de business overnam van Henry Racamier, de man aan wie Givenchy een jaar eerder zijn huis verkocht had om meer tijd te kunnen besteden aan het creatieve aspect van de job. Givenchy kijkt even van me weg. Het is delicaat om over die dingen te praten. We wijken af, lijkt hij te zeggen. Dus gaat het plots weer over Audrey en hoe ze haast dagelijks in zijn leven was. Zijn gezicht klaart op. ‘Ik kon soms raden dat zij het was, toen de telefoon ’s ochtends ging. Dan belde ze me op om te zeggen dat ze van me hield. Had ze tijd, dan kwam ze langs, en gaf iedereen een hand of een kus, zelfs de electricien, als die in de buurt was. Welke hedendaagse ster zou zoiets doen?’

De expo Hubert de Givenchy – to Audrey with Love loopt nog tot 26 maart 2017 in het Gemeentemuseum van Den Haag, Stadhouderslaan 41, www.gemeentemuseum.nl